Ben ik stapel crazy? Dat is wat me nu door het hoofd speelt. Als ik zo naar mijn lijf luister dan denk ik dat ik een beetje te ver ben gegaan. Of een beetje? Misschien wel veel te ver. Was ik het niet die constant meewarig mijn hoofd geschud had over de vis-idioterie tijdens de ijsperiode? Hoe meer ijs er lag hoe dwazer de berichten op facebook en andere internet sites. Jouke en ik vonden het zelfs nodig er een persiflage op te maken.
[youtube=9JpUbQoELbM]
Maar goed. Het verklaart niet waarom ik aan mezelf twijfel. Wat is er aan de hand? Een week geleden had ik last van een vernepperatief en verfoeilijk klein stukje zinloos aanhangsel. Mijn blinde darm was ontstoken geraakt en in het acute stadium geraakt. Men was zelfs bang dat de blinde darm al gesprongen was, maar dat bleek achteraf gelukkig mee te vallen. Het nam niet weg dat ik een tijdje in het ziekenhuis mocht verblijven. Maar dat was zondag en nu dus een week geleden.
Ondertussen was ik al lang weer thuis en rusteloos al ik ben begon ik me stierlijk te vervelen. Niet normaal meer. En zo langzaam maar zeker naderde ook de Visma nog. En ik had vrijkaartjes. Ach, dacht ik. Waarom niet. Ik had wel een aantal vismakkers contact mee gezocht met de vraag of ik op de stand waar ze waren mocht uitrusten. En dat bleek later ook wel te helpen. Vrijdag was ik dus toch op de Visma te vinden en het was gezellig. Echter kwam ik wel helemaal kapot thuis.
Ik had me behoorlijk stoer gevoeld met dat bezoek aan de Visma. Echter gezien de gevoelens die ik er na had dacht ik niet dat ik zaterdag zou kunnen vissen. Echter tegen 12 uur op zaterdag begon de duivelse onrust mijn ziel weer op te stoken. De drang om iets te ondernemen werd steeds erger en uiteindelijk kon ik niet meer weerstaan aan mijn persoonlijke duivel. Ik sprong (nou ja… kroop) de auto in en zocht een polder op. Ook nog eens een polder waar ik niet bekend was, maar ik dacht daar slim aan te doen omdat het daar erg vlak was. Een uur lang heb ik getracht actief te vissen, echter lukte het niet. Elke worp werd minder strak ingezet en het wandeltempo zakte. Een uurtje later moets ik me gewonnen geven. Ik was kapot en ik realiseerde me dat ik niet meer de bikkel ben van weleer.
Halverwege het teruglopen naar de auto moest ik halt houden. En dat deed ik. Daarna wist ik de auto te halen en reed ik naar huis. Ach. Ik was een uur in een daadwerkelijk prachtige polder geweest. Ik had veel gezien. Mensen gesproken en ik had me bedacht dat ik hier best had kunnen wonen. Wat een omgeving. Ik bedacht me ook dat ik de eerste blank van 2013 te pakken had. Je kunt het maar achter de rug hebben. Toch begon mijn duivel me weer in te fluisteren: “Baspius, hier om de hoek liggen altijd een paar snoeken. Binnen 5 worpen ben je van de nul af…” Ja. Die plek daar is ongekend. Niemand vist er. Behalve ik dan en er liggen altijd mooie snoeken.
De ruk aan het stuur was snel gemaakt. En even later kwam de eerste snoek bij mijn kunstaas kijken. Even was ik de pijn vergeten en voelde ik geen vermoeidheid. Met een volgende worp ramde een snoek knetter hard op de bait. Djeezzzz… Het leek wel een roofblei. De adrenaline rushte door mijn aderen en van pijn was geen sprake meer. De eerste blank had ik ook nog eens voorkomen.
Vanmorgen werd ik wakker met pijn in mijn flikker. Ik moest zo nodig stoppen met de pijnstillers. Als ik kon snoeken onder deze omstandigheden, dan zou ik ook zonder die duffe morfinepillen moeten kunnen. Her resultaat was dat ik met steken in mijn zij veel te vroeg en zwaar zwetend wakker werd. Er zat niets anders op dan uit bed te rollen.
In het donker zat ik beneden. De TV was zowaar van mij nu. Logisch ook. De meiden sliepen nog. Een ouderwets gevoel bekroop me. Mensen van de oude stempel zullen het wel herkennen denk ik. Want vroeger was alles anders voor de man. Er was altijd een stoel voor de heer des huizes en geen mens… geen vrouwmens… durfde deze stoel te bezetten. Meneer kwam thuis, het krantje werd bepakt en opengeslagen op de favoriete pagina van vaders bij hem op schoot gelegd. Daarna werd voor hem de tv aangezet en afgestemd op zijn favoriete programma. Het voetenbankje werd aangeschoven en vervolgens werd een jonge jenever klaargezet.
Ik was dus baas over de tv en had mijn zetel ingenomen. Echter een krantje en een jonge jenever had ik niet. De tv kon ook al niet boeien. Ik stond op en begon te ijsberen. Gek genoeg trok daarbij de pijn een beetje weg. Rusteloosheid. Het bouwde zich langzaam weer op. En de pijn zakte wat weg. Logisch ook, want zwak als ik has had ik een paar pillen geslikt. Ik dacht aan die ene ram op de hengel. Het ultieme medicijn.
Het lukte me nog om me te verzetten. Ik wilde vandaag niet vissen. Ik wilde niet. En toch ging ik. De dames kwamen namelijk uit bed. Ik was mijn tv waar ik toch al niet naar keek weer kwijt. Mijn plekkie ook. Mijn zetel. Maar goed. Er stond toch al geen jonge jenever naast. Alsof ik daar van houd. Geef mij maar whisky. Ik ging maar weer ergens anders zitten en ik stond weer op. De tijd verstreek. “Baspius, je gaat toch zeker thuis blijven?!” Mijn vrouw wist exact welk biologisch proces er in me afspeelde. En het was ook niet meer dan een retorische tegenwerping. Ze wist al eerder dan ik dat ze me niet ging tegenhouden. “Ik zal het niet zo lang maken als gisteren en ook niet als op de Visma. Na de eerste snoek kom ik naar huis.”
Alles deed ik er aan. Echt alles. Maar ik kreeg die eerste snoek niet verspeeld. Tsja. Ik ben naar een plekje gereden waar jaren geleden de snoek zowat opgestapeld lagen. Ik zou daar even wat worpen doen en zien of er deze winter wat beweging in het water was te krijgen. Ik klatste daar mijn rammelkast het water in en harkte vol concentratie de bait naar me toe. Hier en daar zag ik ook prooivisjes in paniek wegschieten, door het oppervlak breken. Er moest snoek liggen. Zonder twijfel. En na vijf worpen (hadden er ook 4 of 7 of 9 kunnen zijn) kleunde een dik jerommeke vol op de bait. Al weer roofblei-achtig hard. Dat was wel heel snel, dacht ik nog.
Ik drilde de snoek naar me toe. Een mooie snoek van rond de 80. “Dat wordt weer naar huis gaan.” Impulsief tilde ik de kop van de snoek wat op. Vervolgens liet ik het geheel wat zakken. De snoek reageerde direct. Ze zette aan tot een mooie sprong. Al kop schuddend deed ze haar best voor me. Zelf liet ik natuurlijk de lijn slap vallen. Maar ze bleef hangen. Er zat niets anders op. Ik pakte de snoek uit het water en ze ging met me op de foto. “Dan maar gewoon ontkennen…”
Ik besloot een ander slootje te pakken waar ik jaren geleden lekker had gevangen. Volgens de berichten zat er niets meer daar. Stuk gevist. De krachten begonnen daar snel af te nemen. Worpen kwamen minder snel. Steeds vaker viste ik de bait rustig naar me toe zonder me uit te sloven. Ook vocht ik tegen de herrie van het voorbijrazende verkeer. Er zit nog een groot nadeel aan deze sloot. Er komt een moment dat je hier moet stoppen met vissen. De sloot gaat wel verder, maar je kunt er niet langs komen. Of je moet Carl Louis zijn die de sloot even via de lucht neemt.
Als je daar aan het eind staat en je kijkt die sloot daar af, dan ligt daar verderop zo’n stukje… Je weet wel… Moet ik meer zeggen? Echter is het gewoonweg onmogelijk er bij te komen. Bij die overhangende takken, dat duikertje, dat kommetje er achter. Onbereikbaar. “Daar ligt een poldersnoek die nog nooit gevangen is.” Ik heb het zo vaak gedacht. “Wat zal die er vol voor gaan…”
Juist dat utopische uitkijkpunt naderde ik. De grootste cooler der snoekvisser. Ik had al besloten daar te stoppen en het toch maar bij die ene snoek na 5 worpen te laten. Of 4. Of wat dan ook. Echter werd ik verrast. Er lagen balken over de sloot.
Hoe vaak had ik niet op dit punt de sloot in gekeken? De verlokking gezien? Gedroomd van die nooit gevangen poldersnoek. En nu, terwijl ik al lang op was lag daar de mogelijkheid om die 200 meter te overbruggen en te kijken of er inderdaad een snoek lag. Nooit gevangen. Ik zette me weer in beweging. Nu ik in het beloofde polderland terecht was gekomen merkte ik pas hoe onbegaanbaar en moeilijk bevisbaar het hier was. De oever liep ruim 2 meter boven het water. Ik besloot direct mijn zware hybride knots te monteren. Deze was van zo’n hoogte diep genoeg te houden.
Als het nu niet zou gebeuren, dan gebeurde het nooit. Ik klatste de sloot lekker uit, het moment uitstellend van de gedroomde vangst. Maar onverbiddelijk kwam ik bij de overhangende takken. Of onverbiddelijk. Eindelijk. Eenmaal probeerde ik me vol te concentreren en het lukte. Ik plaatste de perfecte worp. De hybride plonsde precies voor de takken in het water en direct liet ik lijn vieren. Ik zag zo de hybride onder de takken schieten.
“Zonder risico geen vis.” Ik dacht het nog en vervolgens zette ik de bait terug in beweging naar me toe. 1 tik was voldoende. De bait waggelde vervaarlijk onder de takken vandaan en daar vlak achter zag ik de bek open gaan. De snoek zwom er vol over heen, deed de bek weer dicht en wilde terug onder de takken duiken. Echter harkte ik in een reflex hard aan. YESSSS!!!
Daar sta je dan. 2 en een halve meter boven het water met een prachtige snoek aan de lijn. Nog nooit gevangen.
Er zat niets anders op en ik liet me naar beneden glijden naar het water. De snoek had duidelijk nog nooit een visser van dichtbij gezien. Ze spurtte van me weg, maar was kansloos. Even later leidde ik haar mijn handen in. 56 minuten na de eerste snoek mocht ik weer op de foto.
De snoek ging terug en ik liep door naar dat kommetje met duiker. De bait vloog voor de duiker langs en … mijn hart stond even stil… Een monster van een snoek kwam even bij mijn bait kijken, deed de bek ook open, maar besloot op het laatste moment om toch niet toe te happen. Op de volgende worp kwam ze weer en nu pakte ze de bait wel, maar de snoek bleef niet hangen. Ik deed nog meer worpen, maar ik wist dat ze niet meer zou komen. Ik had haar te goed gevoeld.
Na 5 worpen had ik een snoek van rond de 80. 56 minuten later had ik er een van tegen de 90. En deze. Tsja. Dit was die snoek waar ik vaak over droomde. Nooit gevangen. Puntgaaf. Deze was dik over de meter.
Lijkbleek van vermoeidheid kwam ik thuis. De meiden sprongen als één op. “Ga maar zitten, Baspius.” “Krantje?” “Wat wil je drinken, lieverd?” Zelf stamelde ik alles wat aandikkend: “Ik ben kapot. Ik kreeg die snoek maar niet te pakken…” Vol genot dronk ik mijn biertje. Wat er op tv was weet ik niet. Het interesseerde me geen flikker.
De gebeurtenissen van de afgelopen 3 dagen overziend twijfel ik al weer. Crazy of niet? Nêêêêh….