23 maart is het. Het is lente. En niet alleen is het volgens de kalender lente. Nee. Er is veel meer aan de hand. De merel zingt al weer een tijdje zijn mooie noten. Het is een roep aan mannelijke soortgenoten: Weg hier! Maar zeker ook een lokroep naar het andere geslacht. Daar staat hij te zingen. Precies op het puntje van de schuur. Even verderop zijn de musjes bezig met hun krijgsdans. Een aantal mussenhaantjes kwetteren en pronken rond dat ene mooie hennetjesmusje. De beestjes zijn duidelijk verliefd. De orgie van baltsende mussen verdwijnt achter de schutting, maar duidelijk is te horen dat ze er nog niet klaar mee zijn. Het is lente. En ook ik heb vlinders in mijn buik. Maar bij mij is het om een geheel andere reden dan bij de gemiddelde mus. Natuurlijk, de menselijk meisjes lopen weer met korte rokjes en lage decolletés. Natuurlijk, maar mijn vlinders zijn toch van een andere orde en worden gevoed door een geheel andere bron. Ik heb namelijk zojuist mijn roofbleihengel opgetuigd. Voor het eerst dit jaar. Voor het eerst sinds afgelopen oktober. Het is zo’n geweldig moment om de dunne en lichte blank te voelen. Met een verhoogde hartslag begin ik dan ook aan de rit. Halverwege zie ik vismaat Stephan langszij komen. Goede timing. Volgas rijden we door. Een goede anderhalf uur hebben we.
Dit kanaal moet het gaan worden. Het is er niet al te diep en langs de oever is het zelfs redelijk ondiep. Daar zullen we ons op gaan richten. De ondiepe oevers van het kanaal. En natuurlijk zullen we de bruggen afwerpen. We hebben ook maar tijd om 3 bekende stekken op dit kanaal af te vissen. De eerste levert absoluut geen actie op. De auto wordt opgezocht en we rijden naar de tweede stek op dit kanaal. Stephan en ik beginnen te werpen. Ik weet dat het elk moment kan gaan gebeuren, maar meestal begint het feest toch binnen 10 worpen. Niet dat ik wanhopig word, maar langzaam bekruipt het gevoel dat het niet gaat gebeuren. Maar echt erg vind ik het niet. Het is zo fijn om hier te staan en te werpen. Nog éénmaal concentreer ik me op deze stek. Lukt het niet binnen een aantal worpen dan gaan we naar de laatste stek. Ik gooi in en draai de lijn strak. Het plugje zet zich in beweging. Rustig draai ik binnen en vervolgens deel ik een tik uit met de hengeltop. Kabammm! Iets aan de andere kant beukt keihard terug. Ik hark in een reflex aan. Direct voel ik een aantal klappen op de hengel. De vis hangt. Echt weg versnellen doet de vis niet. Ik weet dus nog niet zeker of het een roofblei is, maar de eerste klappen suggereren het wel. Ik dril de vis naar de kant, maar het wil niet echt lukken. Niet dat de vis wild tekeer gaat, maar ze geeft gewoon niet mee. En ik moet echt even in de hengel hangen. Toch moet ze meter voor meter toegeven en dan voel ik de verlossende bekende beweging. De roofblei draait zijn kop op zo’n moment van de hengel af en geeft een vette slag met de staart. Met deze beweging verraadt de grotere roofblei zich altijd. Ik heb roofblei aan de lijn en het is een goed maatje. Daar komt ze boven. Stephan ziet voor het eerst een roofblei in levende lijve: “Zo! Dat is een grote!”
De vis wordt echter vakkundig door Stephan geschept. Ik til de vis uit het water en de vis wordt snel onthaakt. De foto’s worden gemaakt en ook zien we de grote hoeveelheid parasieten. Zoveel heb ik er nog nooit op een roofblei gezien. Het is trouwens een beste vis om te vangen. 70+ en nodeloos om te melden dat ik blij ben. Stephan raakt even met de top van zijn wijsvinger de vis aan en hij zegt het ook: “Ik heb een echte roofblei aangeraakt!” Geen tijd om te lachen, want de vis moet terug in het water. Ik laat haar met behulp van het schepnet zakken en direct zwemt ze weg. Met dat ik het net uit het water haal hoor ik Stephan weer: “Volgens mij heb jij best wat over voor de foto’s.” Lachend kijk ik op en toon mijn zwakte: “Ik ben inderdaad chantabel nu.” Wat ik voor de foto’s betaal ga ik hier niet zeggen. Straks moet Stephan nog belasting betalen.
Wat had het beest trouwens een berg parasieten. Op deze stek volgt geen actie meer. Maar we hebben nog één stek af te vissen op dit kanaal. Van deze stek had ik eigenlijk de meeste verwachtingen. Het is in zo’n draaikom waar grote binnenvaartschepen kunnen draaien. Aan één kant is het er wat ondieper en er schijnt ook nog eens de zon op. Het water is er dus net even warmer. En inderdaad krijg ik na een worp of 5 een geweldige jetser op de hengel. Ik schrik me helemaal lam en hark weer aan in een reflex. Direct zet de vis aan tot een sprint. De slip giert 5 seconden en dan schiet de vis los… Het is ook direct de laatste actie van de avond. Maar wat is het toch geweldig om roofbleivisser te zijn. De vlinders zijn nu turbo mussen geworden. Hoe, in vredesnaam. Hoe moet ik het gesloten kunstaas seizoen doorkomen?