Zondag 22 oktober, tegen 8 uur ben ik bij Ralf. De avond ervoor mooi op tijd weggegaan van het intrekkersfeestje, dus geen kater. Maar van al dat bier slaap ik zoals gewoonlijk weer eens knetterslecht. ’s Nachts word ik een paar keer wakker en hoor niet alleen mijn eigen oren suizen, maar ook dat het buiten stevig waait. Fuck man, straks waait het morgen zo hard dat we onze superstek helemaal niet kunnen bevissen. ’s Morgens waait het nog minstens net zo hard, maar vol goede moed gaan we op weg. Over de stille wegen – all is quiet on Sunday, a world with pikes is underway ... – rijden we naar de waterrijke Kop van Overijssel.
Eenmaal bij de trailerhelling lijkt de wind nog harder dan in hometown Oldenzaal. Maar we hebben geluk; de wind staat gunstig, onze stek ligt relatief uit de wind. In opperbeste stemming trollen we richting onze hotspot. Binnen 5 minuten heb ik al een beet, maar de snoek lost snel. Dan komt Ralf erachter dat ie de onthakingsspullen heeft laten liggen bij de trailerhelling. Verdomme, das mooi shit, moeten we weer terug. Maar geluk bij ongeluk pakt Ralf op de weg terug de eerste van de dag. Gelukkig heb ik nog een tang bij me. Mooi visje wel, gaat weer snel terug naar waar hij hoort; in het water. Tot over 10 jaar…
Een kwartiertje later liggen we – deze keer met onthakingsgerei – weer op onze stek. De dieptemeter geeft aan; twee meter, drie meter, vier meter, vijf meter…. there we go, let’s get the party started! Na enkele vermeende beten (we vissen op en neer over het talud, waarbij we dikwijls de bodem raken met ons kunstaas), hangt er na een klein half uurtje een snoek aan mijn hengel. Geen grote, maar het begin is er.
Dat zijn er al twee; 1-1. We trollen verder en komen weer een half uur verder aan op de stek waar ik vorige week een zware snoek van 114 ving. “Had jij hier vorige week die dikke bak niet?” vraagt Ralf. “Ja, was hier in de buurt jah”. De diepte loopt ondertussen op naar zes meter. Vlakke bak onder water. Maar dat was het vorige week ook toen ik die 114 ving, denk ik ondertussen bij mezelf. Nog geen 50 meter verder heb ik beet. Voelt niet meteen als een zware snoek, maar toch…. Ik zet de motor uit en blijf verder gewoon zitten. “Is het een grote?” vraagt Ralf. “Mwah, weet ik niet”… “Trekt best hard toch??” Ik weet het eigenlijk nog steeds niet en besluit er maar eens bij te gaan staan. De snoek zwemt nu ergens in de buurt van de boot, maar laat zich nog niet zien. Als ik de tot dan toe vrij makke vis omhoog probeer te halen, komt er ineens beweging in de zaak. “Zo the fuck zeg, dat kon dan toch wel eens een beste zijn!”. Iets later komt de vis voor het eerst in het oppervlak en dan zien we het echt; weer een dikke meterbak. Maar ik zie nog iets; de haak van de Fatso zit helemaal op de punt van de bek. “Als die gaat springen, ben ik hem mooi kwijt” roep ik. Ralf doet z’n best om met het net in de buurt van de snoek te komen, maar deze zwemt met een grote boog tergend langzaam om de boot met de kop bovenin het water. Ik durf niets te doen, bang als ik ben dat de snoek gaat springen en dan kon ie wel eens weg zijn. Langzaam komt de vis dichter bij de boot en met een uiterste poging lukt het Ralf om de vis in het net te krijgen. Yess!! De snoek zit nog geen 5 seconde in het net, of ze heeft zichzelf – heftig schuddend – al onthaakt. Ralf meet de vis en komt tot 109. Nameten doe ik niet, ik vind het best. Zo gaat ie goed, zo gaat ie beter, alweer een dikke meter! Mijn tweede dikke meterbak in een week tijd. Een pracht van een vis, werkelijk puntgaaf. Qua tekening nog mooier dan de 114. Snel schiet Ralf een paar kiekjes met zijn digitale spiegelreflex en dan kan de vis weer terug in het water. De vis is zo levendig dat ze zich in het water meteen losrukt uit mijn handen. Shit, dat was niet de bedoeling. Snoeken, en vooral de grote dames, moeten even op gang worden geholpen. De vis komt weer boven terwijl wij wegdriften van haar. Oh nee, shit zeg. Maar gelukkig herpakt de vis zichzelf en zwemt met een paar krachtige slagen de diepte in. Ik sta als een Wouter (als een klein blij kind met een grote lolly) in de boot...
De rest van de middag trollen we nog wat mooie stukken af, proberen het nog een uurtje met dood aas (maar daarvoor waait het te hard), eten nog een uitsmijter bij onze snoekenstamkroeg in een klein pittoreske lokaal plaatsje (ook dat hoort bij snoeken), laten de laatste vette roddels (who’s hot & who’s not) de revue passeren, maar vangen doen we niet meer. Wat maakt het ook uit. It’s a beautiful day, don’t let it get away. Ik vermaak me weer prima. Met Ralf komen altijd de grootste vissen boven.
Aan het eind van de dag maken we nog een paar driftjes over een mooi talud en ik pak daar nog een leuke snoek. Natuurlijk weer op de rode Fatso. Ik wil de vis zonder te meten weer terug zetten, maar Ralf vindt het toch de moeite waard om haar even op te meten. Toch nog 91 cm. Tsjah, klinkt misschien arrogant hoor, maar als je twee vette meters in een week vangt, stelt een snoek van 91 ineens niet zo heel veel meer voor. Voldaan keren we terug naar de trailerhelling. Het is weer mooi geweest. De volgende week weer? Of toch maar een weekje wachten totdat Jelle (Wouter) weer mee kan. Die zit nu op Madeira. Ook mooi, ha ha ha...
Ralf en Friso