Het eerste deel van het jaaroverzicht ging vooral over de zomer. Dat is de periode dat ik de snoek voornamelijk met rust laat. Ze komen wel eens langs, maar dat is dan meestal als bijvangst tijdens het stekelen of het roofbleien. Ik vis bewust niet op snoek in de zomer omdat ik er toch redelijk van overtuigd ben dat een snoek niet goed tegen warmte en warme lucht kan. Ik heb zelf ooit meegemaakt dat een snoek gevangen tijdens het roofbleien op de rivier niet meer te reanimeren was. Ook een beroepsvisser die ik eens sprak vertelde iets dergelijk. Hij gooide gevangen snoek vaak terug, maar op warme dagen overleven ze het te vaak niet. Maar als dan de temperatuur wat naar beneden gaat, dan wordt vissen op snoek des te leuker. En sinds ik in november 2007 het jerken heb ontdekt, vind ik het zelfs geweldig om te doen. De spanning indien een snoek de jerkbait attaqueert, mist, het vervolgens weer probeert en nog eens, om de jerk dan vervolgens alsnog grof te grazen te nemen is adembenemend om mee te maken. Dit tweede deel van het jaaroverzicht gaat voornamelijk over deze visserij. Ik heb veel gejerkt en ik vind dat geweldig om te doen. Het benadert wat mij betreft het roofbleien. Ik vind het net zo geweldig. Of althans, het komt er wel erg dicht bij in de buurt. Het maakt de winterperiode voor mij ook veel dragelijker. Natuurlijk voel ik de heimwee nog, maar ik heb nu een meer dan redelijk alternatief. Ik vind jerken zo leuk, dat ik inmiddels niet meer taal naar het vissen op snoek met een spinhengel en plugjes. Het is dus in de winter één en al jerken dat de klok slaat en de vangsten waren best. Ondanks de lange periode met ijs.
En dan overlijdt één van mijn favoriete ooms en kreeg ik zijn visboek. Het bleek een boek van Jan Schreiner te zijn en ook nog eens het zelfde boek dat mijn vader vroeger had. Het was het allereerste boek dat ik als kind ooit las. Ik moet 9 jaar zijn geweest. In die tijd was ik niet zo’n lezer, maar dat boek heb ik helemaal uitgelezen. Een hele prestatie heb ik nu gemerkt, want kindertaal werd niet in het boek gebezigd. Jan Schreiner gebruikte behoorlijk formele grote mensen taal. Nu, vele jaren later heb ik vooral de stukken over roofvissen opnieuw gelezen. Uiteindelijk was me maar één ding van vroeger uit het boek in detail bijgebleven. In het boek staat een tekening over hoe een snoek op het kunstaas kan klappen. Daarbij beschrijft Jan Schreiner onder welke omstandigheid de aanbeet als hard wordt ervaren. Heel apart dat ik juist dit detail heb onthouden. Nu vele jaren later gaat het me juist daarom: De aanbeet. De beuk van de roofblei of de droge knal van de snoekbaars. Maar ook de charismatische achtervolging van de snoek. Dat veroorzaakt bij mij de ultieme adrenaline kick. Mogelijk was dat in het verre verleden ook al zo. Punt is dat ik het me niet meer kan herinneren. Op de foto is een snoek afgebeeld die een adrenaline pompende achtervolging had ingezet, gevangen met een imitatie heuker die minimaal zo goed is als de echte.
Jan Schreiner was een succesvolle snoekvisser en een kunstaas pionier bovendien. Ik denk dat je gerust mag stellen dat hij kunstaasvissen populair heeft gemaakt. Waarschijnlijk ben ik niet de enige die door zijn gepassioneerde verhalen ben gaan vissen. En hij had zijn eigen theorieën over het vissen op snoek met kunstaas. Volgens zijn mening moest je het kunstaas zo traag als mogelijk binnenvissen. De onderbouwing daarvoor is eigenlijk geen speld tussen te krijgen. De snoek is volgens Jan Schreiner vooral uit op de zieke en zwakke visbroeders. Die pikt de snoek uit de scholen vis. En die vissen zwemmen niet zo hard, aldus Jan Schreiner. Wie ben ik om het tegen te spreken? Ik bedoel: Ik heb nog nooit meer dan 35 snoeken op één dag gevangen. Jan Schreiner volgens eigen zeggen wel. En ik geloof hem. Wat ik zeker weet is dat traag vissen niet mijn stijl is. Ik ben meer van het agressieve werk. Dat is wat ik leuk vind. Maar als het dan eens niet loopt tijdens het snoeken, dan gaan onbewust je gedachten een eigen leven leiden. En dan komt er een moment dat je gedachten een passage uit het boek van Jan Schreiner vormen. Een passage over traag vissen. En dan ga je traag vissen en plotseling komen de vangsten. Eén ding is mij dit jaar wel duidelijk geworden en dit is maar één voorbeeld daarvan: Sluit nooit iets uit. Luister, lees en kijk wat de ander zegt, schrijft en doet. Het zou je kunnen helpen. Zo heeft ieder zijn eigen waarheid en het zou best wel eens kunnen zijn dat ze allemaal kloppen. Jan had gelijk dat traag binnenvissen werkt. Maar ik weet dat agressief binnenvissen ook goed kan werken. De afgebeelde snoek is een voorbeeld van een snoek die ik ving door de jerk extreem traag binnen te vissen. Ik liet de hybride jerkbait met een felle tik uitslaan, vervolgens gaf ik heel veel slek in de lijn. Seconden later deelde ik dan de volgende felle tik uit. Soms viel de jerk helemaal stil en begon dan te zinken. Goed. Ik was eigenlijk uit op snoekbaars, maar deze snoek kon de verleiding van de uiterst traag binnen geviste jerkbait niet weerstaan. Juist op het moment dat de jerk een seconde stil hing in het water klapte de snoek vol op de jerk. Echt vlak voor mijn voeten. Een grove adrenaline stoot was het gevolg en een puntgave snoek werd gevangen.
Maar de adrenaline kan nog veel heftiger pompen heb ik gemerkt. Regelmatig heb ik dubbele vangsten meegemaakt, maar dat was meestal tijdens het roofbleien. Maar dit jaar was daar de eerste snoekdubbel. Wat een moment was dat. Ik zal het denk ik niet snel vergeten. Als ik later in een bejaardentehuis zit te dementeren, me van het meeste dat ik meegemaakt heb in mijn leven niets meer kan herinneren, zal ik waarschijnlijk elke zuster vertellen van deze dubbele vangst. En natuurlijk zal ik het verhaal telkens opnieuw vertellen, want dat hoort bij dementie. Waarschijnlijk ga ik deze thriller van een dubbele vangst qua schoonheid nooit meer overtroffen. Ik kreeg een mooie aanbeet, die ik kon verzilveren. Tijdens het drillen van de snoek hoorde ik Michiel roepen dat hij een volger had. Ik keek direct opzij en zag onder het drillen van mijn eigen snoek dat een andere snoek achter de jerkbait van Michiel aan kwam. De snoek volgde de jerkbait tot onder de kant en het enige dat Michiel kon doen was de jerkbait stil laten vallen en laten zinken. En dat triggerde de snoek. De snoek knalde op de jerkbait en ook Michiel stond zijn snoek te drillen. Geweldig was het. Voor mij betekende het een dubbele adrenalinestoot. Ik wist niet eens dat het mogelijk was.
Baarzen heb ik haast niet gedaan afgelopen seizoen. Op zich is dat jammer, want het kan heel goed voor je zelfvertrouwen zijn. 40 flinke baarzen vangen in een dag vissen is niet uitzonderlijk. Eén echte baarssessie heb ik gedaan. Het was taai, maar uiteindelijk kwam er tussen een handjevol 30+ baarzen nog een 40+ te voorschijn. Ik wilde echter de foto de lezer niet onthouden. De baars werd tussen de bootjes vandaan gehaald vlak onder mijn voeten op misschien 70 cm water.
En dan denk je dat je alles hebt meegemaakt. Hoe onwaar bleek dat te zijn. Ik was namelijk zo gelukkig dat ik twee keer bij iemand in de boot mocht stappen. De schipper is een ‘jong gun’ die vele vissen tijdelijk op het droge krijgt. Jon is zijn naam. Wat een visser. Men heeft tegenwoordig nogal de mond vol over het ‘nye rieden’. Nu, Jon heeft bij mij het ‘nye trôllen’ geïntroduceerd. Jon sjeest met zijn bootje onder de kleinste en smalste duikertjes door. Daarbij vist hij gewoon met twee hengels die niet in de steun zitten. Het is ongelofelijk allemaal. Hij heeft maar twee handen, waarvan hij er één nodig heeft om te sturen. De andere hand heeft hij vrij om af en toe een ruk aan de lijn te geven. Om en om, natuurlijk. Gewoon onder de duikertjes trollend krijgt hij daar aanbeten, zet de haak en vangt de vis. Het was in één woord geweldig. Ik had al vaker getrold, maar echt mijn ding was het niet. Natuurlijk, het was leuk om af en toe te doen, maar hele dagen? Nee. Dat was niets voor mij. Maar zoals Jon trolt… Dat is spannend van begin tot eind. Anders kan ik het niet omschrijven. Jon heeft ook laten zien dat je heel goed gericht kan jerken op snoekbaars. Niet dat ik er één ving tijdens het jerken, maar wel tijdens het trollen. Gewoon in een poldersloot waar normaalgesproken snoek domineert.
Tijdens die twee dagen heb ik best gevangen, maar de echte spekkopers waren toch Jon en Michiel. Wat een bakken van snoekbaarzen werden er gevangen. Indien je bij mij in de buurt een snoekbaars van 60 cm vangt dan wordt dat al vaak gezien als een kapitale vis. Daar bij Jon in zijn polder kwamen alleen maar snoekbaarzen uit het water die groter waren dan 60 cm. En hoe ze gevangen werden is voor mij haast ongeloofwaardig. Het gebeurde op veel verschillende manieren. Sommige werden gevangen met de striker van Rob Kraaijeveld, anderen kwamen onder de duikertjes vandaan waar we trollend onderdoor vaarden. Gericht jerkend snoekbaarsvissen was voor mij zeer verrassend. Maar de manier waarop Michiel een aantal snoekbaarzen verschalkte vanuit de boot was dat zeker ook. Deze actieve manier vanuit de varende boot was ook nog eens hoegenaamd leerzaam. Michiel leende mijn grote Aruku. Op de voorplecht zittend zat hij met zijn hengel vlag onder de boot de Aruku constant omhoog te harken en weer laten afzinken tot op de bodem. Door de harde ratel van de aruku kon je de snoekbaarzen er soms op horen kleunen. Michiel moet het me maar vergeven dat ik een foto van één van zijn snoekbaarzen hier plaats. Duidelijk is de jerk in de bek van de snoekbaars te zien. Van die twee dagen zou ik zonder meer 10 prachtige foto’s kunnen plaatsen van geweldige vissen. Maar ik beperk me tot deze foto.
Foto’s maken van je vangsten is trouwens erg leuk, maar heeft op zich niets met vissen te maken. En het plaatsen van foto’s ook niet. Het plaatsen is meer een vorm van uitsloverij, zou de negatieveling zeggen. De positivo zou juist zeggen dat je enthousiast je belevenissen met andere wilt delen. Wie er gelijk heeft maakt in deze niet zo veel uit. Het kan in ieder geval een leermomenten opleveren. Zo plaatste ik een foto en kreeg ik feedback van Rix. Ik zou er volgens hem beter aan doen de macrostand te gebruiken. Natuurlijk wist ik wel van het bestaan ervan, maar ik dacht altijd dat het zo’n gedoe was om de macro stand tijdens het vissen te gebruiken. Maar Rix schreef ook dat het vaak maar één handeling was om over te schakelen op macro. Ik ging er mee werken en de resultaten waren er naar. Prachtige scherpe close-ups waren het gevolg.
Of wat dacht je van deze foto met achter het kunstaas de hel waar menig vissenleven eindigt. Aan het eind van deze tunnel schijnt geen licht.
Het afgelopen jaar was leerzaam. Het was daarom goed om een keer terug te kijken naar al die momenten. Dat heb ik nu gedaan, maar zit ik op een houtje te bijten. Ondertussen brand ik. Ik brand van verlangen naar de roofvis. Naar de roofblei vooral, maar ook naar de grote rivieren. En ik woon er tussen: De Noord, Lek, Beneden Merwede, Waal, Nieuwe Maas, Oude Maas en de Nieuwe Waterweg. Allemaal zijn ze op een steenworp van mijn woonplaats te vinden. Roofbleien is namelijk niet alleen maar vangen. Het is ook genieten. Genieten van het wilde, het ruige, het romantische.
Bij deze wil ik vooral iedereen minimaal zo veel plezier aan de waterkant toewensen als ik heb beleefd in het afgelopen seizoen. Hopelijk kom ik een aantal van jullie er tegen.